Het begon tot hem door te dringen dat er drie dingen waren die hem ieder voor zich
helemaal opeisten: het geloof, de schilderkunst en de liefde.
Paulus Potter groeit op in Amsterdam als zoon van de kunstschilder Pieter Potter. Als Paulus tien jaar is, sturen zijn ouders hem naar oom Wybrandt in Enkhuizen. Daar sluit hij vriendschap met Anna Maartens. Na een halfjaar gaat Paulus bij zijn vader in de leer, maar vader en zoon komen heftig met elkaar in conflict. Uiteindelijk moet Pieter erkennen dat in zijn zoon het meesterschap schuilt waarnaar hijzelf altijd vergeefs heeft gestreefd.
Als Paulus jaren later opnieuw naar Enkhuizen gaat, ontmoet hij zijn jeugdvriendin Anna weer. Maar vallen de jaren van afwezigheid zomaar te overbruggen? En kan Anna het accepteren dat de schilderkunst Paulus bij tijden volledig opeist?
Roman over het leven van een kunstschilder in de Gouden Eeuw.
