Tientallen jaren leverde Augustinus (354-430) strijd tegen de beweging van de donatisten. Onder de vele teksten die hij tot of tegen de donatisten schreef is er uit de latere periode een belangrijke brief. In deze brief, nummer 185 uit het jaar 417, gaat het eigenlijk niet eens meer over de verschillen in de leer, maar alleen over de vraag: hoe kunnen de donatisten terugkeren in de moederkerk? Natuurlijk, als ze zich bekeren en boete doen voor hun fouten, zijn ze welkom en mogen ze binnenkomen. Maar als ze nu niet willen? Mag de kerk ze dan een zetje in de rug geven? Een beetje dwang uitoefenen?
Brief 185 staat bekend om zijn sleutelwoorden cogite intrare, 'dwing ze binnen te komen'. En staat daarmee model voor een kant van Augustinus' denken waarbij veel moderne mensen zich ongemakkelijk voelen.
Maar wie de brief zorgvuldig leest kan zien dat Augustinus beslist niet als een brute machthebber dwang en geweld verheerlijkt. Integendeel, hij heeft daar een grondige afkeer van. Anderen dwingen is voor hem zeker geen gemakkelijke oplossing, maar een laatste redmiddel. Hij maakt de vergelijking met een huis dat op instorten staat. Daaruit red je wie je kunt, of mensen nu mee willen of niet.
Centraal in Augustinus' denken staat zijn overtuiging dat de kerk, zíjn kerk, de universele kerk is. Daar hoort iedereen, 'kaf en koren', in thuis. In laatste instantie moet je mensen dus een zetje in de rug geven in hun eigen belang.
'Met zachte hand' bevat een volledige vertaling van brief 185, de eerste in het Nederlands. De tekst wordt voorafgegaan door een uitgebreid, verhelderend essay over de ontwikkelingsgang van Augustinus' denken over dwang en geweld, waarvan brief 185 de synthese vormt. Zelfs in deze omstreden kwestie van dwang blijkt Augustinus inspirerend te kunnen werken.