Maarten Luther wordt op 10 november 1483 geboren in Eisleben in Duitsland. Zijn vader, Hans Luther, die wil dat hij rechten gaat studeren, stuurt hem naar de universiteit in Erfurt. Toch kiest hij na een hevig onweer ervoor om monnik te worden in een Augustijner klooster, op zoek naar vrede.
Keurvorst Frederik de Wijze heeft goede professoren nodig voor de pas opgerichte universiteit te Wittenberg. Op aanraden van Von Staupitz wordt Luther benoemd. Voor een belangrijke boodschap gaat hij naar de paus in Rome. Daar aangekomen probeert hij tevergeefs vrede voor zijn hart te krijgen door onder andere de Pilatustrap te beklimmen.
Tegen de aflaathandel van Tetzel schrijft hij 95 stellingen die hij aan de deur van de Slotkapel bevestigt. De paus doet hem daarvoor in de ban en hij moet voor keizer Karel V op de Rijksdag verschijnen.
Na zijn ontvoering vertaalt hij op de Wartburg het Nieuwe Testament in het Duits. Tijdens zijn afwezigheid komt er grote onrust in Wittenberg. Daarheen keert hij terug om dwalingen te bestrijden. Hij wordt de grootste hervormer van Duitsland.