Sympathie voor het hedendaagse Israël is voor de auteur vanzelfsprekend, evenals christelijke liefde voor de Joodse naasten. Bestrijding van antisemitisme of Jodenhaat beschouwt hij als een belangrijke opdracht.
Maar zijn die positieve gevoelens onbegrensd en kunnen ze een portaal vormen naar religieuze liefde of verering? Paas onderzoekt nieuwe en oude vormen van Israëlliefde, die na de Holocaust – mede als reactie daarop – zijn ontstaan of opnieuw nadruk hebben gekregen. Hij keert zich tegen doorslaande sympathie en blinde verering van Israël met een ideologisch karakter. Echte liefde voor het Joodse volk kan niet heen om de fundamentele tegenstelling tussen het Christendom en het Judaïsme, waarbij de aanvaarding of verwerping van Jezus Christus het criterium is. Dat staat een 'abrahamitische oecumene' in de weg. De schrijver ziet geen Bijbelse reden om verwachtingen voor en van het huidige Israël hoger af te stemmen dan die ten aanzien van enig ander volk. Het Evangelie van Gods genade kent geen nationale of etnische privileges meer.